Digitale zorg

Wat, waarom en hoe

De zorg in ons land staat voor grote uitdagingen. Want er zijn steeds meer mensen die zorg nodig hebben, terwijl er steeds minder mensen zijn om die zorg te verlenen. Dat vraagt om nieuw en ander zorgaanbod. Bijvoorbeeld met digitale zorg. Veel zorgaanbieders zijn er al mee bezig, omdat zij de voordelen ervan zien. De digitale mogelijkheden geven patiënten meer informatie en daarmee regie over hun behandeling of herstel. Zij kunnen bijvoorbeeld zelf thuis metingen doen en de resultaten ervan doorsturen naar hun behandelaar. Het maakt de zorg tijds- en plaats-onafhankelijker, en vooral toekomstbestendiger.

Bij Coöperatie Menzis juichen we het gebruik van digitale zorg dus luid toe. En dat niet alleen: we pakken de handschoen op om de opmars van digitalisering een blijvend vervolg te geven. Samen met de zorgaanbieders en andere relevante partners in onze regio’s. Er is - van ons allemaal - lef en leiderschap nodig om de zorg duurzaam te veranderen. Maar het perspectief is lonkend én noodzakelijk: goede, betaalbare en duurzaam toegankelijke zorg voor iedereen.

En nu een voorbeeld?

“Die kan ik zeker geven”, vertelt Nicky Narraina, expert in digitalisering bij Coöperatie Menzis. “Denk aan mensen met een chronische aandoening, zoals COPD, hartfalen of de ziekte van Crohn. Via digitale middelen worden zij thuis gemonitord en gecoacht, waardoor zij veel minder vaak hun behandelaar hoeven te bezoeken. Het geeft hen ook inzicht in wat goed of minder goed is voor hun leven. Zo kunnen ze er zelf positieve invloed op uitoefenen.

Een andere vorm van digitale zorg is het webconsult. Zoals ArtsOnline, waarvan huisartsen gebruikmaken. Dankzij dit online spreekuur kun je vanuit huis - of vanaf welke plek dan ook - je huisarts spreken. Voor huisartsen is het bovendien makkelijker om waarnemers in te schakelen. Zij kunnen consulten digitaal overnemen als het in de huisartsenpraktijk te druk is.

Natuurlijk bestaat er niet voor alles een digitale oplossing. Als de situatie erom vraagt, kan een patiënt zijn zorgverlener nog steeds fysiek treffen.”