Uit recente wetenschappelijke inzichten blijkt dat de verkeerde vraag. Interessanter is hoe het komt dat binnen de groep met een lage SES er toch velen zijn, die wel gezond gedrag vertonen. Uit dat inzicht kan slimmer beleid van overheden, zorgaanbieders én zorgverzekeraars volgen. Preventiebeleid om gezondheidsverschillen terug te dringen, de vitaliteit van onze bevolking te verbeteren en zorgkosten terug te brengen.
Gezondheidsverschillen
Een feit blijft evident: er zijn drastische gezondheidsverschillen tussen groepen in de samenleving. En hoe groter die gezondheidsverschillen, hoe hoger de maatschappelijke kosten ervoor. Niet alleen in termen van directe zorgkosten, maar ook in termen van solidariteit: de bereidheid om met elkaar voor elkaars zorg te betalen, neemt af als de gezondheidsverschillen groter worden.
Laat ons zorgstelsel nu juist op solidariteit gebaseerd zijn en bovendien gebukt gaan onder de druk van kostenstijging. Dan besef je waarom het cruciaal is de gezondheidsverschillen in Nederland, tussen gemeenten en zelfs tussen en binnen woonwijken terug te dringen.
Opgaande trend
Laten we het bijvoorbeeld hebben over overgewicht, en daarbij 2 willekeurige gemeenten pakken in regio’s waar Menzis veel verzekerden heeft: Loppersum en Enschede. De RIVM-cijfers raadplegende zien we duidelijk dat - hoewel dit in Loppersum harder gaat dan in Enschede - meer dan de helft van de inwoners aan een of meer chronische aandoeningen lijdt en dat dit een opgaande trend is.
Ook tonen deze cijfers dat de ervaren gezondheid per wijk binnen zo’n gemeente sterk kan verschillen. Wat dit echter niet goed laat zien: ook binnen de wijken waar de ervaren gezondheid laag is, zijn er diverse gezinnen die het juist erg goed doen (blijkt ook uit de RIVM-cijfers). Hoe komt het dat het ene gezin wel gezond gedrag aanleert en het andere niet? En wat leren we van de gezinnen met een lage SES, die het wel goed doen op dit vlak?
Effectieve preventie
We moeten de samenleving helpen een omslag te maken van het herstellen en genezen van mensen die ziek zijn, naar het voorkomen dat ze überhaupt ziek worden. Preventie dus. Hoewel steeds meer stemmen in het zorgdomein deze ontwikkeling onderstrepen, is de inzet nog te laag. En de vaart waarmee partijen preventie implementeren, te traag.
Daarbovenop werken we dus vaak nog vanuit de verkeerde vraag. Want effectieve preventie gaat niet over negatief gedrag bestraffen - zoals door een hogere zorgpremie voor rokers; een abominabel idee - maar over positief gezondheidsgedrag belonen, activeren en stimuleren. Het helpen ontwikkelen van gezondheidsvaardigheden.
Druppel op de gloeiende plaat
Wat we in Nederland momenteel inzetten voor preventie, is helaas een druppel op een gloeiende plaat. Afhankelijk van hoe je precies rekent, gaat er zo’n € 31 miljard naar de curatieve zorg, of grof gezegd: het ‘oplappen van mensen’. Een fractie daarvan - € 436 miljoen - is bestemd voor sport en bewegen. En een nog kleinere fractie - € 9 miljoen - voor de gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s). Die verhouding moet drastisch om, want zo is het buitengewoon inefficiënt. Preventie helpt immers voorkomen dat mensen gezondheidsklachten krijgen.
Mensen hebben tot een jaar of 50 relatief weinig zorgkosten. Daarna gaat het ineens rap omhoog met zorgklachten (en dus kosten). Dan gaat het vaak om klachten die mogelijk voorkombaar of uitstelbaar zijn via een gezonde leefstijl. Ten tweede is de stijging van de collectieve zorglast op termijn onhoudbaar. Maar het belangrijkste is nog wel: de vitaliteit en kwaliteit van leven van de Nederlandse bevolking zijn gebaat bij een verschuiving van zorg naar gezondheid. Het kan veel menselijk lijden voorkomen.
Gecombineerde leefstijlinterventie
Voorbeelden hebben we beslist: het helpen van mensen die aan de vooravond staan diabetespatiënt te worden. Gechargeerd: vandaag niet aan de GLI; morgen aan een hartklep, maagverkleining en insuline. In gemeenten als Arnhem, Ede, Veenendaal, Rheden, Oldambt en Stadskanaal werken we samen met gemeenten, zorgaanbieders en sportaanbieders om de GLI gericht in te zetten voor minima, waarbinnen een lage SES veel voorkomt. Met succes!
Andere voorbeelden zijn diverse initiatieven om het roken te beteugelen en de maatschappelijke roep om weerstand te bieden tegen overmatige suiker- en zoutconsumptie. Maar als we kijken naar deze inzet, dan is die nog steeds te laag vergeleken met wat we aan de curatieve zorg besteden.
Opschalen
Aangezien 51% van de Nederlandse volwassenen reeds overgewicht heeft, is de tijd van pilots draaien klaar en moet het opschalen beginnen. Een volgende stap kan zijn dat we niet meer gaan betalen voor verrichtingen, maar betalen voor gezondheid(swinst). Dat laatste is beslist geen utopie: we hebben daarover concrete gesprekken met deskundigen.
Ook als zorgverzekeraar hebben we te lang ingezet op alleen investeren in de curatieve en langdurige zorg, en niet aan voorzorg en inzet op gezondheidsbehoud en verbetering. Wat Menzis betreft maken we daarin nu radicaal andere keuzes door het grootschalig investeren in het online gezondheidsprogramma SamenGezond en leefstijlinterventies. Klaarblijkelijk is het tevens onvoldoende gelukt om wetenschappelijke inzichten over de invloed van leefstijl bij politici en beleidsmakers te laten landen. Dat moet dan ook anders.
Doeltreffend en kostenefficiënt
Overheden, beleidsmakers, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en mensen zelf moeten allemaal aan de bak. In de primaire zorg komen verzekeren en preventie samen. Hoe gaan we tussen gemeenten, zorgverzekeraar en kennispartijen ervoor zorgen dat die preventie effectief en kostenefficiënt is? Het stukje vrijblijvendheid moeten we nu echt wel voorbij. En niet investeren in preventie omdat de businesscase diffuus is, is een achterhaald argument.
Dat geldt ook voor het argument dat er tekorten zijn in de jeugdzorg. Dat is kortetermijndenken. Om partijen over de brug te krijgen, is misschien een belangrijke stap om de wetenschappelijke inzichten rondom de opbrengsten van preventie meer naar de voorgrond te halen. Laat dit wat dat betreft een voorproefje zijn.
Deze blog is een coproductie tussen Joas Duister en Jochen Mierau (hoogleraar Economie van de Volksgezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschappelijke directeur van de Aletta Jacobs School of Public Health).